Read Time:14 Minute, 44 Second

Lieve lezer, een kleine trigger warning: dit artikel gaat over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Lees dus niet door als dat voor jou triggerend is ♥️. Liefs, Jinte

‘Nog drie bochten, langs de bloemenwinkel, twee stoplichten, twee bushaltes, en dan ben ik thuis.’ Ik versnel mijn pas, of eerder, ik ren al, mijn benen lijken dat automatisch te doen, want ik heb ze daartoe nooit bewust de opdracht gegeven.

Mijn hoofd leek ook te rennen, al rennend probeerde ik de situatie te beschrijven. ‘Bent u aangerand?’ Vraagt de meneer in politie uniform. Ik zie een grote, sterke man voor me. Zo eentje die het liefst boeven vangt, en die je in de meeste politieseries of kinderfilms ziet. ‘Ja?’ Antwoord ik hem voorzichtig. ‘Dat klinkt niet heel erg zeker, mevrouw’ zegt de man terug. Ik krijg kippenvel, misschien komt het door zijn koele blik. Hij zou nu wel liever rondrennen, denk ik. Daarnaast zal ik wel ‘nummer duizend miljoen ontelbaar’ zijn, denk ik erachteraan. Dit zal wel routinewerk voor hem zijn: raar maar waar. Zo werd er in 2022, door het CBS, een rapport gepubliceerd waaruit bleek dat twee op de drie jonge vrouwen te maken krijgt met straatintimidatie, waaronder aanranding. Dus, als ik niét was aangerand, maar er op elk van de komende bochten een vrouw zou staan, dan zouden er twee van hen – in theorie – worden lastiggevallen.

Ik versnel mijn pas, de eerste bocht van de drie komt dichterbij. Ik bedenk me: als ik een paar keer knipper met mijn ogen, dan zal ik al om de bocht zijn. Ik knipper snel met mijn ogen, maar de bocht blijkt toch iets verder weg dan ‘een paar keer knipperen’. Bovendien, ik zie het niet helemaal helder: huh, regent het? Ik voel met mijn vingers, maar er lijkt haast geen gevoel in mijn vingers te zitten. Voor de rest hoor ik de wind langs de gebouwen suizen, maar het kan ook mijn hoofd zijn, want ik lijk opgeslokt te worden door gesuis. Dus concludeer ik: het is koud buiten en het suist, extern of intern, dat maakt eigenlijk niet eens echt iets uit. Ik huil, dikke tranen, die als het nog kouder zou zijn, in ijspegels zouden kunnen veranderen. En voor de rest voel ik een koude rilling over mijn rug, maar dat komt niet door de kou, maar door de geluidsgolven die van achter me komen.

Achter mij staat een man te schreeuwen. Als het een film scene was geweest, dan had de automatische ondertiteling ‘non audible’ gezegd. ‘En dat is maar goed ook’, denk ik snel. Al kan ík zijn woorden wel horen. En ach, waarschijnlijk kan ik die woorden morgen én overmorgen ook nog horen. Het zijn harde woorden die veel mentale ruimte opeisen, ze maken minstens zoveel herrie als padel ballen op een padelbaan. Ook valt het me op dat zelfs een zware, lage stem, heel schel kan klinken. Maar misschien is het niet zijn stem, maar de woorden. Misschien is het de inhoud van de woorden, die me door midden lijkt te snijden. Met mijn hoofd aan de ene kant en de rest van mijn lichaam aan de andere kant. Gelukkig heb ik benen die me naar veiligere grond rennen en een hoofd wat probeert om de boel weer te lijmen.

‘U komt hier dus om een melding te doen, maar u weet niet zeker of u bent aangerand? Dat is vreemd, we moeten hier wel een duidelijk antwoord op hebben, anders kunnen we niet verder’ zegt de man met een serieus gezicht. Ik ben te lang stil, want de man schraapt zijn keel. Gefascineerd bedenk ik me: geluid zonder woorden kan sommige boodschappen ook heel luid en duidelijk overbrengen. Maar, mijn boodschap kan ik helaas niet zonder woorden overbrengen. Ik bedenk me ook: het zou handig zijn als het schrapen van zijn keel, ervoor kon zorgen dat de woorden niet in mijn keel bleven hangen. Maar dat zijn geschraap mijn keel soepel zou maken. En dat zo mijn woorden luid en duidelijk hun weg uit mijn strot zouden kunnen vinden. Dat is helaas niet het geval. Schor zeg ik: ‘Ik ben in m’n kruis gegrepen, vol erin, alsof hij op zoek was naar een cadeautje. En met zijn andere hand greep hij in mijn borsten. Op beide plekken zocht hij veel te lang. Dus ja, is dat genoeg? Oh, en ik vroeg er niet om. Sterker nog, hij vroeg ook niks, hij deed het gewoon. En het enige bewijsmateriaal dat ik heb, is mijn lichaam. Een lichaam dat al schokt als ik eraan denk.’ Ik heb hem overigens wel een cadeau gegeven: een blauw scheenbeen. Ik heb hem meerdere keren keihard getrapt, en ik had laarsjes aan, met lage hakjes, maar ze zijn wel keihard. De woorden die ik schreeuwde zullen niet direct veel achter hebben gelaten bij hem. Het is dan weer wel jammer dat zijn woorden wel keihard door mij heen blijven galmen. Mijn eigen stem klinkt raar in de ruimte, alsof het ook echoot, en de klanken vervormd klinken: de stem vaag bekend, de inhoud nog minder bekend. Misschien kwam het weer door de inhoud van de woorden: om ze uit mijn mond te horen, ontluisterend. Dit was toch een ver van mijn bed show? Iets wat ik niet zou meemaken? Ik zou toch bij die één van de drie horen? Al leek ik dat idee altijd te baseren op een soort naïef vertrouwen, want de cijfers stonden al niet aan mijn zijde.

Ik ben bij de tweede bocht, en ren langs de bloemenwinkel. Normaal loop ik daar sloom, want de bloemen laten mijn benen altijd vertragen, ik kijk graag naar de bloemen, maar vanavond niet. Er is sowieso weinig fleurigs te zien, de zaak is in de avond immers dicht. Ik kijk over mijn schouder, waardoor ik toch een beetje snelheid verlies, al merk ik daar vrij weinig van, mijn benen lijken nog steeds te weten wat ze moeten doen. En in mijn hoofd denk ik: Volgens mij is hij weg. Ik neem een diepe teug adem. Als ik in de bergen had gelopen, dan hadden mijn longen zich gevuld met zuurstof, hoogstens vermengd met de uitlaatgassen van een stel loslopende dieren. Maar ik sta inmiddels bij het eerste stoplicht, in een vlakker dan vlak landschap, helemaal alleen, ik lijk zuurstof tekort te komen. Daarnaast heb ik een hartslag alsof ik de Mount Everest aan het beklimmen ben. Het lijkt haast alsof mijn hart uit mijn lichaam wil rennen, zo snel gaat ze, ze gaat sneller dan mijn benen kunnen rennen. En ik lijk vanaf daar mijn hoofd in te rennen.

Het vreemde van seksueel grensoverschrijdend gedrag is dat het niet alleen fysiek is. Je lichaam maakt iets mee, wordt over een grens getrokken, en je hoofd gaat mee, of je nou wil of niet. Het was alsof er een aardbeving plaatsvond in zee, alsof er twee platen convergent naar elkaar bewogen, maar dat de ene harder bewoog dan de ander. En dat de ene plaat de andere bedolf. Hij, de oudere en zwaardere, dook op mij, dat kan in de aardrijkskunde niet eens, want de oudere drukt de lichtere omhoog, maar onze beweging was dan ook tegen natuurlijk.

Het aangeraakt worden is slechts een fysieke gebeurtenis: een aardbeving. Het bewijs had je kunnen zien op een seismogram, waarop je mijn schokkende hart had kunnen aflezen aan de scherpe krassen. En het leek wel alsof die krassen vastgebrand werden op mijn netvlies, en dat ze op die manier vast werden gezet in mijn brein, als een plaatje, om te onthouden. 

Vervolgens was het alsof de onderzeese aardbeving een tsunami aan gedachten veroorzaakte, zo werd het een psychologische gebeurtenis. Een shockerende vloedgolf die het land binnendrong, mijn binnenwereld, en daarbij alles wat hij tegenkwam, wilde verwoesten. En terwijl de zee rustiger werd, was de schade in mijn hoofd nog aanwezig. Daardoor leken de grenzen te vervagen, mijn brein werd door de aanranding naar de randjes van haar denken geduwd: Had ik om moeten draaien? Eerder weg moeten rennen? Had ik moeten weten: aan de kant, anders word je aangerand? Ik vroeg me af wat ik anders had kunnen doen, terwijl het daar misschien niet eens meer om draaide: hij deed iets. Het was niks meer, niks minder.

Immers, als iemand je grens overgaat, dan ga je er dus zelf ook overheen. Het zorgde ervoor dat het leek alsof ik verdwaald was in mijn eigen lichaam. En als het lichaam een kaart zou hebben, dan was het alsof ik me niet meer kon oriënteren. Omdat ik er niet meer vanuit kon gaan, dat die grenzen, zoals ik dacht dat ze getekend waren, er ook echt waren. Dat ze uitgegumd waren doordat iemand had gedaan alsof ze er niet waren. En dat als hij de grens had gezien of geweten, dat hij dan de grenspost gewoon kapot had gemaakt. 

Ik passeer de derde en laatste bocht. Ik ben namelijk heus niet écht verdwaald, ik weet precies hoe ik thuis moet komen, als mijn hoofd het niet weet, dan brengen m’n benen me -in dit geval- wel thuis. Ik stop voor het laatste stoplicht en kijk om me heen. Ik ben weer omringd door de afwezigheid van mensen. Het is hier stil, ik kan zelfs door rood lopen, maar ik kan alleen maar denken: hij is echt weg. Fysiek gezien zijn we nu enkele honderden meters van elkaar verwijderd, maar mijn veilige huis is dichterbij dan hij. We zijn wat betreft bewegingen van transform, naar convergent, en naar divergent gegaan. Hij passeerde me eerst, om vervolgens van achteren convergent naar me toe te komen. En daarna ben ik keihard divergent bewogen. Maar ook een divergente beweging zorgt voor aardschokken. Het zijn de schokken die langzaam door m’n benen heentrekken. Bij het stoplicht maak ik geen voorwaartse, horizontale beweging meer, maar sta ik verticaal te stuiteren: ik sta trillend op mijn benen. Ik ben immers een aardplaat op de vlucht. Of misschien ben ik wel gewoon een bang dier op de vlucht. ‘Ik ben aangevallen’ bedenk ik me. En als iemand iets van je  probeert te nemen, zonder toestemming, dan is dat stelen. En hij stal iets kostbaars: een stuk van mijn onbezorgdheid, en daar betaal je een hoge prijs voor, want onbezorgdheid is niet te koop. Al voelde ik dat, daar bij het laatste stoplicht, nog niet. Het enige wat ik voelde waren de sleutels in mijn hand, in mijn zak. Ik kneep hard in de sleutel, en gleed met mijn vingers langs de scherpe randen. Omdat ik toen zeker wist dat ze er nog waren, maar nog meer om zeker te weten dat ík er nog was, omdat ik nu eindelijk mijn handen voelde. Zo wist ik dat ik bijna veilig was. Eén van de sleutels zou over een paar keer met mijn ogen knipperen, de deur openen naar veiligheid. 

De dagen erna wilde ik doen alsof het me niet meer heel veel deed. Ik wilde niet bang worden, dus dook ik op de potentiële angst af. Ik leek het wel te doen met half gesloten ogen, want ik durfde de angst niet aan te kijken. Alsof ik bang was geworden voor bang worden. Ik creëerde een angst voor angst. De angstige gedachten waren een soort jeukende muggenbulten. En door eraan te denken werden de bulten alleen maar groter. Het leek wel alsof de herinnering, een open wond werd, met daaruit een -voor de buitenwereld onzichtbaar- sijpelend bloedspoor. Maar het spoor achtervolgde me gedurende de dagen erna, alsof er een nieuwe rode draad in mijn leven werd geweven. Er kwam een rode vlek op mijn relatief smetteloze beeld van de mensheid. Ik was heus niet onnozel en wist al wel dat er dagelijks dingen gebeuren die niet zouden mogen gebeuren. En ook de oorlogen ontgingen me niet, al waren ze geen prominent onderdeel van het dagelijks leven, zoals ik hem leef. En dat is een groot privilege, dat besefte ik me wel elke dag. Narigheid drong mijn leven binnen via het nieuws, via harde woorden die soms worden geroepen. Het komt erop neer dat de meeste pijn die ik ervaar mentaal is. Het was dus pijn waar vooral mijn brein mee moest leren omgaan. Het omgaan met mentale pijn is een dans die ik vaker dan vaak heb gedanst. Maar omdat mijn lichaam het onderwerp van narigheid was geworden, moest ik leren dansen met angst in zowel mijn hoofd als mijn lichaam. En met zijn drietjes leren dansen vergt wat training, dat maakte deze ervaring dan ook intenser dan ik me ooit had kunnen voorstellen.

Alles voelde sowieso even wat intenser, zo at ik een banaan, en een jongen keek me aan, zijn ogen leken mij aan te kunnen raken. Het voelde intimiderend, want ik had er natuurlijk geen controle over, en ik had er wederom niet om gevraagd. Alsof ik in een ongevraagd potje lasergamen was beland, en dat zijn ogen fungeerden als lasergun. Ik was gelijk game-over. Minstens zo intimiderend was de jongen in de bieb die wat aan me wilde vragen. Ook hij leek even op een potentiële dreiging, alsof mijn hoofd alles wilde invullen, in de hoop niet nog een keer de controle te verliezen. Het was alsof mijn hoofd zijn woorden al wilde invullen, zoals een computersysteem dat wachtwoorden automatisch kan invullen. En het gekke, hij vroeg niet eens naar de sleutel van mijn veilige wereldje, hij vroeg alleen maar: ‘Do you know the wifi password of the library?’

Uiteindelijk brachten de angstige gedachten me naar een cliffhanger in mijn eigen verhaal. En daar had ik een keuze: springen en nooit meer terug durven, of omdraaien, en de angst dit keer met open ogen aankijken. Ik koos dat laatste. Niet omdat ik mezelf nou heel dapper voelde, maar omdat ik een onderscheid wilde maken tussen ‘een trauma hebben’ en een ‘trauma zijn’. Dat laatste zou namelijk impliceren dat ik een open wond ben, die niet geheeld kan worden. Terwijl het een wond is die ik heb. En iets wat ik heb, daar kan ik wat mee doen. Zo nam ik langzaamaan de leiding in de dans tussen angst, mijn hoofd en mijn lichaam. Dat wil overigens niet zeggen dat ik de herinnering uit wilde wissen, want dat zou niet eens kunnen, maar dat het er mocht zijn, zonder alles te zijn. Ik wilde het zien als onderdeel van een geheel, en niet als het geheel. Zo wilde ik ook dat de plek van de gebeurtenis ‘een plek’ bleef. Een plek als onderdeel van een route die ik talloze keren heb genomen. Een plek, net zoals de bloemenwinkel verder op de route. Weliswaar een plek waar iets was gebeurd, maar waar nu niet direct meer iets is.

Nog twee bushaltes, twee stoplichten, langs de bloemenwinkel, drie bochten, en dan zou ik er weer staan. In mijn hoofd was het toch een ‘plaats delict’ geworden. Maar dat was niet erg, want ik wilde dat niet, dus ging ik het veranderen. Het recept? Ik sleepte me dagen erna in het donker naar buiten, en liep dezelfde route meerdere malen. Ik deed het met hartkloppingen en huilen. Ik voelde me zwak, omdat mijn hoofd van de hele situatie van een muggenbult een olifantendrol had gemaakt. Het was allemaal zo groot geworden. Maar toen realiseerde ik me: misschien betekent dapper zijn niet de afwezigheid van angst, maar het durven voelen van die angst. De angst was een te grote ballon en ik stak hem nu lek. Gelukkig kwam ik ook elke keer weer in one piece thuis. Daarmee komt ook het besef: het is echt oké, dat het hele gebeuren voelde als een zieke aardbeving, die van transform, naar convergent, naar divergent ging. Om er nog een tsunami overheen te gooien. Dat was zo, en nu mocht ik de kustlijn weer opbouwen, dat bood ook nieuwe inzichten. Het bracht me het vertrouwen dat mijn benen me thuisbrengen, en dat ik een lichaam heb waar ik in échte crisis op kan vertrouwen, dat ik een hoofd heb dat ervoor zorgt dat ik na verloop van tijd de juiste woorden vindt om de angstige gedachten en gevoelens van me af te schrijven. En dat ik de wond zo kan dichten.

Tot slot, voor iedereen die te maken heeft gehad met (seksueel) grensoverschrijdend gedrag: hier een kleine reminder, het is nooit jouw schuld. Zwijgen is in deze context nooit toestemmen: ‘Ja is ja’ en de rest is nee. Daarnaast kan het lijken alsof een gebeurtenis ‘klein’ is, en de impact helemaal niet groot zou moeten zijn. Je hebt dat helaas niet helemaal zelf te kiezen, maar ik hoop dat je vertrouwen hebt in je vermogen om de kustlijn weer op te bouwen, en zo de lijntjes van jouw grenzen weer in te kleuren. En vraag daarbij om hulp, want je hoeft niet in je eentje de kustlijn op te bouwen.

Lieve lezer,

Dank voor het lezen. Het kan zijn dat dit artikel iets bij je losmaakt. Dus, wil je naar aanleiding van dit artikel iets kwijt? Dat mag zeker, maar hoeft natuurlijk niet. Mijn ‘DM’  (@jintevandervlugt) staat open. 

Krijg je te maken met seksueel grensoverschrijdend gedrag? Zoek hulp, via bijvoorbeeld slachtofferhulp.nl

Bronnenlijst

Fowler, C. M. The Solid Earth: An Introduction To Global Geophysics, 1990. http://ci.nii.ac.jp/ncid/BA10766408.

Slachtofferhulp Nederland. “Hulp Na Aanranding Of Verkrachting”, z.d. https://www.slachtofferhulp.nl/gebeurtenissen/seksueel-misbruik-geweld/aanranding-of-verkrachting/.

Kloosterman, Carin Reep Math Akkermans, Rianne. “Straatintimidatie van Jongeren”. Centraal Bureau Voor de Statistiek, 1 februari 2022. https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2022/straatintimidatie-van-jongeren?onepage=true#:~:text=In%20totaal%20zegt%2050%20procent,1%20keer)%20lastiggevallen%20op%20straat.

About Post Author

Jinte van der Vlugt

Met mijn pen schrijf ik graag over kleine, fijne dingen die me bezighouden. De onderwerpen van mijn schrijfsels kunnen erg uiteenlopen, van maatschappelijk tot heel persoonlijk. Mijn schrijfsels kunnen dan ook het beste worden gedefinieerd als hersenspinsels.
Happy
Happy
0 %
Sad
Sad
0 %
Excited
Excited
0 %
Sleepy
Sleepy
0 %
Angry
Angry
0 %
Surprise
Surprise
0 %

Average Rating

5 Star
0%
4 Star
0%
3 Star
0%
2 Star
0%
1 Star
0%

Geef een reactie

Previous post Twee gedichten
Next post Bestuursblog #72
Gastschrijver worden?

KLASsepost is altijd op zoek naar gastschrijvers die hun persoonlijke, maatschappelijke, ideologische of grappige verhalen met het LAS-publiek willen delen. Dus heb jij nog een tekst, gedicht, fotoserie of shortfilm liggen die je eindelijk durft te delen? Of begint de inspiratie te borrelen om nieuwe dingen te gaan creeëren? Meld je dan nu aan als gastschrijver!