Read Time:14 Minute, 53 Second

Over moeders die er elke dag niet zijn, ook niet op moederdag.

Het komt een beetje uit de lucht vallen wanneer de persoon naast me vraagt of ik Moederdag haat. Ik schud gelijk van nee, maar ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik van Moederdag vind. Zij weet wel wat ze ervan vindt: zij haat Moederdag, al haat ze haar moeder nog meer, die haat ze elke dag. “Ze is een rotmens, ze heeft me laten stikken.” “Oh, dat klinkt naar, ik kan me wel voorstellen dat je Moederdag dan niet leuk vindt.” Ze knikt, en neemt een slok van haar biertje. Ik ken haar niet, zij mij ook niet. 

Ze zegt dat het geen ingewikkeld verhaal is, het verhaal van haar moeder en haar. “Zij wilde niet meer, dus toen is ze weggegaan. Eerst wilde ze me wel, maar toen kreeg ze een manische depressie en was de lol er wel vanaf. Vaak lag ze hele dagen in bed.” Ze lacht om haar eigen woordgrap. Vervolgens vraagt ze aan mij of ik gelukkige herinneringen heb met mijn moeder. Ik knik van ja, en zeg: “Ja, die heb ik, vind je het vervelend als ik dat zeg?” Grijnzend zegt ze: “Nee, maar jij lijkt me wel een perfecte dochter.” Ik schiet in de lach, “jij niet dan?” Ze zegt van niet, dat ze luid, druk en opstandig is. “Dat vinden mensen niet leuk. Jij bent rustig en lief, dat vinden mensen fijn. Als jij een element zou zijn, dan zou je vast water zijn. En ík zou dan vuur zijn”, zegt ze stellig. Ze vindt ons tegenpolen: zij is sterk, want zij heeft veel meegemaakt en ik ben minder sterk, want ik heb vast niets meegemaakt. “Mensen weten niet hoe het is om mij te zijn, daarom vind ik het eigenlijk ook altijd onzin om te praten over gevoelens. Je kunt beter over politiek praten, dat draait om controleerbare dingen.” Zegt ze, daarna neemt ze de laatste slok van haar biertje en bestelt een nieuwe.

ER IS HIER PLEK GENOEG

Ik knik weer, we knikken überhaupt veel. Ik weet inderdaad niet precies hoe het is om haar te zijn. Mijn onvermogen om dat precies te kunnen weten, vind ik vaak vervelend. Het is haast beklemmend soms. Soms zou ik willen weten wat anderen precies voelen, zodat ik zeker weet dat ik het juiste zeg of doe. Ondanks het feit dat mensen me hooggevoelig noemen, denk ik dat de emoties waarvan ik denk dat anderen ze voelen, ook deels worden gekleurd door mijn eigen ervaringen. Als mens zit je immers vast in je eigen perspectief; in je eigen lijf en in je eigen hoofd. Met taal kunnen we wel dicht in de buurt komen van de ervaring zoals een ander die ervaart. Maar soms zeggen mensen dat ze chagrijnig zijn, maar dan lijkt het voor mij meer op boosheid. Maar dat is dan misschien omdat in mijn woordenboek de nuances van die woorden net anders liggen. Die grenslijnen fascineren me, in hoeverre is de mens dan in staat om ervaringen te ervaren zoals een ander ze ervaart?

Maar aan de andere kant zorgt het bewustzijn over dat ik nooit precies kan weten hoe een ander het leven ervaart, er ook voor dat ik extra open kan staan voor andermans ervaringen. En het zorgt ervoor dat ik niet kan en mag oordelen over die ervaringen. Ik weet immers toch niet hoe het precies is. Het schept een onbevooroordeelde ruimte waarin kan worden gedeeld, zonder dat iemand kan worden afgewezen om die gevoelens. Er kan worden ingeleefd, maar er kunnen ook andere perspectieven worden gedeeld. Het geeft soms kleur aan zwart-wit gedachten. Het is daarom wel nuttig om ervaringen te delen, zodat je weet dat je niet helemaal alleen bent, maar ook om ruimte te scheppen tussen jezelf en al die gevoelens. Om te weten dat die gevoelens mogen bestaan, ook als een ander niet precies weet hoe jij ze voelt. Acceptatie van wie je bent en je gevoelens ligt niet in het ‘volledig weten hoe een ervaring is’. Maar het zit hem in voelen en weten dat er genoeg plek is voor jou en gevoelens in deze wereld.

Dat de plek die ik inneem vaak ‘rustig’ en wat stiller is, daar heeft ze gelijk in. En dat mensen dat vaak fijn vinden, dat is ook waar. “Maar niks is perfect hè”, zeg ik zachtjes. “In vuur kan je verbranden, in water kan je verdrinken. Beide kunnen destructief zijn, zij het op een andere manier. En beide elementen zijn ook nodig om te kunnen leven.” Ze knikt heftig: “Wow ja, sh*t man, da’s wel waar.” Ik vind dat wij best een beetje op elkaar lijken; allebei een beetje te veel van één element. Allebei niet zulke fijne dingen meegemaakt.

TWEE MOEDERS

“Maar jij hebt dus een moeder”, zegt ze. Ik knik, “ja, ik heb er zelfs twee, ik ben geadopteerd”, beken ik. Het voelt altijd alsof ik daarmee een soort schuld beken. Maar ik kan er niks aan doen dat ik geadopteerd ben, daar heb ik nooit voor gekozen, het is gewoon gebeurd. Over die twee moeders vertel ik haar: eentje bracht me op deze aardbol, en de andere bracht me groot. Eentje kan ik op Moederdag iets fijns geven, de ander is op Moederdag even afwezig als ze altijd al is geweest. “Jij bent dus ook verlaten?” Zegt ze met een zachte stem. Ik knik. “Sh*t man, dat wist ik niet.” Ik zeg dat dat niet erg is, dat ze het ook niet had kunnen weten. Ik had ook niet kunnen weten dat haar moeder haar heeft verlaten. Dat staat niet op onze voorhoofden geschreven. “Gelukkig maar”, lachen we.

Ze gaat door op dit niet zo politieke, maar gevoelige onderwerp: “Ze moest jou dus niet toen je geboren werd.” “Nope”, zeg ik quasi-nonchalant. Ik voel de drang om een grap te maken, de zwaarte eruit te halen. Er is een heel rijtje grappen die altijd werken, mensen kunnen namelijk nogal ongemakkelijk worden van die informatie. Dat is niet gek, het zijn ook niet bepaald dagelijkse onderwerpen om over te praten. Hoe dan ook, daar moet een mens op voorbereid zijn, maar vandaag maak ik geen grap. Soms zijn dingen gewoon hard en mag dat best even zo zijn. Ik vind het dan ook een ingewikkeld verhaal, het verhaal van mijn biologische moeder en mij. “Haat je haar niet?”, Ik zeg dat ik haar niet haat, dat ik dat moeilijk vind. Iemand haten die je ook iets groots heeft gegeven. Ze gaf me namelijk het leven, het is misschien alles wat ze heeft gegeven, maar het is iets groots. Het fascineert me de laatste tijd wel vaker, hoe het baren van een kind het grootste en het kleinste is wat je als mens kan doen. De gift van het leven is groots, maar het cadeautje is zo klein. Alsof de inhoud groter is dan het pakje zelf. Zo’n pakje kan je niet inpakken, niet begrenzen tot een talige verpakking op papier. Het is in taal misschien de kleinste versie van het grootste cadeau.

Bovendien, ik weet dan ook niet hoe ik precies moet haten, ik weet niet wie ze is. Ik kan enkel de gedachte van wie ze zou kunnen zijn, haten. Maar ik kan me wel voorstellen dat sommige mensen een gevoel van haat hebben als ze worden verlaten. Een gevoel van boosheid en pijn, wat ze nergens echt kunnen plaatsen. Dus dan definiëren ze dat als haat naar iemand. Iets of iemand de schuld geven, dat geeft duidelijkheid en controle. Daarnaast schept het ook afstand tussen jou en datgene wat er is gebeurd, dat geeft ook veiligheid. Ik vind dan ook dat je het mag voelen: haat. Maar het is wel prettig als je die haat niet doorgeeft aan andere onschuldige mensen. Dat je die haat op een andere manier kan uiten. Als er heel veel haat is, en je het verspreidt, dan blijft er zo weinig ruimte over voor liefde. Ik vind dat vaak lastig, die balans tussen boosheid en liefde. Je kan misschien in sommige gevallen beter boos zijn op de dingen die je zijn overkomen, zonder dat je daarvoor een zondebok aan hoeft te wijzen.

ER WAS DAAR GEEN PLEK

“Kijk, mijn moeder haatte me gewoon, ik deed ook echt best wel k*t, en die van jou, die moest je al niet nog voor je iets had gedaan.” Ze wordt er vurig van, een soort plaatsvervangende boosheid heeft ze. Ik blus het een beetje, en zeg dat het oké is. Dat dat inderdaad een vreemde realisatie is, maar dat elke afwijzing pijnlijk is. Als iemand je verlaat, dan ga je toch twijfelen of het niet aan jou ligt. Terwijl als je een kind bent, dan is er nooit een rechtvaardige reden, hoe moeilijk je ook doet. Je zet geen nieuw leven op de wereld om het te verlaten.

Of ik daar wel eens twijfels over heb, of het aan mij lag, vraagt ze. Soms wel, beken ik. Daarna snijd ik een politiek en toch gevoelig onderwerp aan: de eenkindpolitiek, het systeem dat er wellicht voor heeft gezorgd dat ik nu naast haar zit. Tussen 1975 en 2015 gold in China de eenkindpolitiek: om de sterke bevolkingsgroei af te remmen, mochten Chinezen maar één kind krijgen. Een tweede kind leverde een boete op die de meeste mensen niet konden betalen. Als gevolg hiervan werden ontelbaar veel kinderen te vondeling gelegd. En werd er een infanticide gepleegd, door bijvoorbeeld baby’s te verdrinken. De meeste hiervan waren meisjes en/of gehandicapte kinderen, omdat als men dan maar één kind mocht hebben, dan kon je beter een gezonde zoon krijgen. Van hen werd verwacht dat ze hun ouders later beter konden verzorgen én dat de familienaam kon worden voortgezet (Van Renssen, 2022). Dat er voor die voortzetting van de familienaam ook een vrouw nodig is voor die man, dat was een probleem voor later. De wetenschap dat deze regel de maatschappij vormde waarin mijn biologische ouders leefden, nuanceert wel het idee van hun ‘schuld’. Ze leefden in een maatschappij waar mannen boven vrouwen worden gewaardeerd, zelfs als zij bij hun geboorte nog niets anders hebben gedaan dan bestaan. Alsof er gradaties zijn in hoe goed je kan bestaan. En om heel goed te kunnen bestaan, moet je iets tussen je benen hebben hangen. Alsof het mannelijk geslacht een medaille is die tussen de benen hangt. De eenkindpolitiek, dat hadden mijn biologische ouders ook niet bedacht, maar ze hebben er wellicht wel naar moeten handelen. Soms doet dat pijn, vaker heb ik er ook een soort vrede mee.

En toch is het ook onvoorstelbaar, dat iemand een kind op de wereld zet, om het vervolgens achter te laten of te vermoorden. Ik vind het lastig om daarover na te denken. Dat één systeem mensen zulke dingen kan laten doen, dan ga je twijfelen aan de onvoorwaardelijkheid van liefde. En stiekem hoop ik dat ze op hun manier van me houden, dat ik dat hele cliché plekje heb in hun harten. Ik heb ondanks die kennis van dat systeem toch een soort groot schuldgevoel dat ik met me meesleep. Het komt doordat ik moet erkennen dat mijn ontstaan en bestaan veel pijn mee heeft gebracht. Ik was nooit een fijn cadeau met een strik. Ik bestond en dat was problematisch, dus moest ik weg. En soms zijn mensen wel eerst een cadeau met een strik, maar wordt de strik er op een later moment afgerukt. Het doet allebei pijn, misschien op een andere manier. In beide gevallen is er nu iets niet, wat er wel had moeten zijn. Verlaten worden brengt daarom van die onvermijdelijk existentialistische vragen met zich mee. 

EEUWIGE VRAGEN

Zelfs als het leven nu goed is of lijkt te zijn, zijn er existentialistische vragen. Verlating raakt namelijk aan de meest rauwe vorm van ‘zijn’. Het is iets wat je altijd met je meedraagt. Het draait om het feit dat je bestaat en de vraag of je er als volledig, imperfect wezen mag zijn. Ook al hebben de belangrijkste mensen hun rug naar je gekeerd, nog voor je iets fout kon doen. Alsof er zijn niet goed genoeg was, en dat ik daarom nog altijd denk dat ik iets goed moet doen, om te mogen bestaan. Dat enkel ademen, enkel bestaan, niet genoeg is, dat hebben mijn biologische ouders me als een soort onbewuste boodschap meegegeven door weg te gaan. Een soort: ‘Het feit dat jij er bent is niet genoeg reden om van je te houden, om je überhaupt te houden.’ Dat er die sociale context was waarin dit gebeurde, daar houdt de ervaring zelf geen rekening mee. Niet als je zo klein bent. Niet als je nog niks weet of hebt ervaren. Niet als je enkel bestaat.

“Vraag je je dan, net als ik, soms af waarom je überhaupt op deze wereld bent gezet?” Vraagt ze. “Vaak genoeg.” Ik beken ook gelijk dat ik die vraag altijd ver weg heb geduwd. Ik heb die verstopt in één van de donkere hoekjes van mijn brein. Uit het licht, uit het zicht, dan ligt het ook niet in de weg.

UITGEKOTST OP STRAAT

Later, als ik een nachtelijke fietstocht naar huis maak, denk ik aan de nacht waarin ik waarschijnlijk ben geboren. En ik denk aan de hele vroege ochtend die volgde, en dat ik toen op straat lag: een straat duizenden kilometers hiervandaan. Even later zie ik langs de weg wat restanten kots liggen. Het licht van de lantaarnpaal schijnt erop als een soort spotlight. Iemand moet een heftige nacht hebben gehad, bedenk ik me. Ik bedenk me ook: toen mijn moeder me de wereld induwde, dat ze me eigenlijk ook heeft uitgespuugd. Uit haar buik, uitgespuugd als kots, lag ik op straat. Ik had alleen een andere uitweg gekozen, dat was de kortere route. Ik belandde op straat zonder spotlight, als een hoopje niets, maar bovenal een hoopje mens. En als ik op haar lijk, dan heeft ze zich vast doodgeschaamd. Haar gehele inhoud op straat, dat is groots, dat is verliezen. ‘Voor ons allebei’ denk ik. We verloren allebei een stukje van onszelf. Ik verloor de context, zij de inhoud.

Er werd daar een punt gezet, nog voor er een levensverhaal kon worden geschreven. En punten zonder context, die betekenen eigenlijk niks. En toch betekent het ‘niets’ opeens alles. Het zoekt de grenzen op van die definities. Misschien dat daarom de uitersten: ‘leegte’ en ‘overvol’ een terugkerend iets zijn in mijn leven. Hoe ik altijd wankel tussen de twee, en hoe ik het gebied daartussen soms niet lijk te hebben. En toch vind ik het altijd stom klinken als mensen zeggen dat ze het gevoel hebben dat zo’n gebeurtenis alles is wie ze zijn geworden. Terwijl het eerder het fundament is, zonder huis, die impact is groot genoeg. Maar het huis hebben we zelf te bouwen, sterker nog, die wil ik zelf bouwen en inrichten.

Ik heb geen verhaal en dat í­s het verhaal. En die leegte probeer ik soms op te vullen, maar dat lukt niet. Het is soms alsof ik diesel wil gooien in een benzineauto, dat het werkt niet. Maar de benzine is niet beschikbaar. De motor van het menselijk bestaan wordt in bepaald opzicht gevoed door onze moeders, vooral als je klein bent. Ons hele bestaan is afhankelijk van hun bestaan: het feit dat je er bent en het feit dat je kan blijven bestaan. Een ondervoed lichaam gaat uiteindelijk dood. En als ze dat niet kunnen doen -om welke reden dan ook- dan ontstaat er een onvermijdelijke leegte. Zo ontstaat er een perfect gebouwde auto, die even veel waard is als een niet bestaande auto, want beide kunnen niet rijden. Niets waard. Beide kunnen niet leven, omdat de één niet bestaat, en de andere omdat hij de middelen niet heeft. Voor leven is meer nodig dan er enkel zijn. Er is erkenning nodig voor het bestaan, andere mensen die elkaar bijtanken met liters liefde. En hoewel er andere mensen kwamen die er ook voor konden zorgen dat ik kon blijven bestaan, blijft het altijd een beetje aanwezig.

VERRASSINGSCADEAU

Ik heb van hen geleerd dat ik niet de kots ben, ik ben niet dat vieze hoopje. En mijn verhaal is er weliswaar alleen maar in onzichtbare inkt, maar het is er én het mag er zijn. Bovendien heb ik in mijn leven met mijn adoptieouders ook hele fijne hoofdstukken mogen schrijven. Het leven is gevuld met zoveel moois, dat laten mijn adoptieouders me zien. Als ik over hen praat, dan praat ik over ‘mijn ouders’, zij hebben die rol voor mij vervuld. Zij hebben daarin altijd gedaan waarvan zij dachten dat goed was. Nee, niks is perfect, zij ook niet. Maar ik voel een enorme dankbaarheid voor hun bestaan. Die voel ik elke dag, niet alleen op Vader- of Moederdag. Ik haat die dagen niet, maar heb er niks speciaals mee. Ik gaf haar wel een cadeautje, maar die had ik haar ook op een andere dag kunnen geven. Elke dag is Moederdag, elke dag is zij mijn moeder en zal ze dat zijn, samen met een andere vrouw, ergens aan de andere kant van de wereld. En het feit dat ik hun dochter ben, is haast een beetje uit de lucht komen vallen. 

Maar verrassingen zijn soms het beste. Ik was gewoon een verrassingscadeau. Verpakt met een ander genen materiaal dan mijn ouders hebben. Maar minstens zo mooi, minstens zo gewenst.

Disclaimer: elke geadopteerde heeft een andere beleving van zijn/haar/hun adoptie. Mijn ervaring is niet universeel én al die ervaringen mogen er zijn.

Bronnen

Van Renssen, H. (2022, 4 oktober). Zo zien de gevolgen van de eenkindpolitiek eruit – Wordt Vervolgd. Amnesty International. https://www.amnesty.nl/wordt-vervolgd/eenkindpolitiek-youqine-lefevre

About Post Author

Jinte van der Vlugt

Met mijn pen schrijf ik graag over kleine, fijne dingen die me bezighouden. De onderwerpen van mijn schrijfsels kunnen erg uiteenlopen, van maatschappelijk tot heel persoonlijk. Mijn schrijfsels kunnen dan ook het beste worden gedefinieerd als hersenspinsels.
Happy
Happy
0 %
Sad
Sad
0 %
Excited
Excited
0 %
Sleepy
Sleepy
0 %
Angry
Angry
0 %
Surprise
Surprise
0 %

Average Rating

5 Star
0%
4 Star
0%
3 Star
0%
2 Star
0%
1 Star
0%

Geef een reactie

Previous post Bestuursblog #75
Next post Thank you, again
Gastschrijver worden?

KLASsepost is altijd op zoek naar gastschrijvers die hun persoonlijke, maatschappelijke, ideologische of grappige verhalen met het LAS-publiek willen delen. Dus heb jij nog een tekst, gedicht, fotoserie of shortfilm liggen die je eindelijk durft te delen? Of begint de inspiratie te borrelen om nieuwe dingen te gaan creeëren? Meld je dan nu aan als gastschrijver!