Read Time:13 Minute, 59 Second

Als je in groep twee zat, dan deed je met je hele klas een toneelvoorstelling, zo was dat op mijn basisschool. Ik weet het nog goed, stikzenuwachtig was ik, vooral dat moment van omkleden en voorbereiden voor de voorstelling, bloedstollend was dat. Overal waren gillende (van de zenuwen natuurlijk) kinderen, sommige moesten zelfs huilen (natuurlijk ook van de zenuwen). Daarnaast krioelde het van de ouders, ouders die hielpen met verkleden en schminken, of gewoon voor de mentale support. Wat ik ook nog weet, dat sommige kinderen mascara op kregen, en dat ze toen aan mij vroegen of ik dat ook wilde. “Ehm, nee dankje hoor!” was mijn antwoord. 

Ik snapte ook maar half wat die mascara nou echt voor een verschil maakte, om me heen zeiden ze: “Kijk maar, daar worden je ogen mooi van!” Maar dat leek bij mij niet binnen te komen, ik zag namelijk alleen maar hoe iemand met een borsteltje bijna je ogen eruit kon steken. Dus, ik weigerde, want dat leek me niet zo’n fijn gevoel, en ‘van pijn aan m’n ogen ga ik huilen, daar word ik écht niet mooier van’ dacht ik. Bovendien, ‘ik kon die mascara zelf niet eens zien, dus wat had ik er dan aan?’ Ik zei die gedachten niet hardop, want ik vond het wel leuk voor hen, als zij het mooi vonden dan was dat goed. Mijn moeder had me dat geleerd: “Wat een ander mooi vindt hoef jij niet mooi te vinden, en andersom is dat net zo.” Ik hoefde heus geen laagje mascara op mijn wimpers om mooiere ogen te hebben, en zij mochten dat dan niet zo mooi vinden. Kortom: mascara op je wimpers, ik zag er als 5-jarige de schoonheid niet van in.

Toen ik in groep drie zat, kwam er een vriendinnetje op een gewone woensdagmiddag naar school met een laagje mascara op haar hele lange wimpers. Zij was zo’n meisje dat van nature gezegend is met volle, lange wimpers. Ik weet nog hoe ik er naar zat te kijken, en hoe het me toen voor het eerst opviel: haar ogen leken nog groter met die mascara erop, alsof de mascara zorgde voor een soort spotlight op haar ogen. ‘Aha’ dacht ik toen, dat is wat ze bedoelen met: “Je ogen worden er mooier van.” Overigens voelde ik nog niet de behoefte om mascara op te doen, want het idee van ‘je ogen kunnen erdoor worden uitgestoken’ was nog steeds een hele reële angst in mijn hoofd.

Ook toen ik in groep acht zat, en er nog meer meiden langzaamaan begonnen te experimenteren met make-up, was dat niet een trigger om ook eens te gaan experimenteren. Voor de groep acht eindmusical weigerde ik (wederom) mascara op te doen, ik had inmiddels wel een keer (heel kort) mascara op mijn mini wimpers gehad, maar die ervaring leerde me: het borsteltje prikte misschien niet in mijn oog, maar de mascara zelf wel, en dat vond ik minstens zo naar. Vervolgens concludeerde ik: mascara en ik waren gewoon niet voor elkaar gemaakt, en dat was oké. 

En ook tijdens de eerste, tweede en derde klas van de middelbare school kon het me weinig boeien, steeds meer mensen om me heen gingen make-up dragen, sommige kwamen zelfs met dikke lagen foundation en concealer op, naar school. Ik vond het niet stom van ze, maar ik vroeg me altijd af: waarom? Waarom voelt iemand zich fijner met zo’n dikke laag make-up op, terwijl je kan zien dat het ‘nep’ is. Hoe maakt dat jou dan mooier? Bovendien, het dragen van make-up valt dus heel erg op, dat vond ik helemaal geen fijne gedachte. Ik dacht toen: met make-up op, val je (als persoon) ook meer op. En ik wilde, verlegen als ik was, he-le-maal niet opvallen. Ik wilde ‘gewoon zijn’, en blenden met de rest, en daar had ik geen foundation voor nodig.

Maar goed, in mijn ogen vielen ze dus enorm op, de meiden die make-up droegen, want als je in de pauze naar de toiletten ging, dan stond er altijd wel een groepje meiden voor de spiegel, terwijl minstens één van hen hardop verzuchtte: “Oh nee, mijn mascara is uitgelopen!’’, of “sh*t, mijn foundation…” En de rest die er dan ongemakkelijk bij stond, of maar iets riep in de trant: “ugh, dat heb ik ook!’’  Behalve dat ik me dan stiekem een beetje irriteerde, omdat ik dan vaak niet mijn handen kon wassen, vond ik het zielig: ‘jeetje, wat een stress moeten die wel niet hebben, en dat allemaal door make-up’, dacht ik dan.

Ondanks dat ik niet van opvallen hield, werd ik, toen ik in de vierde klas zat, door een modellenbureau gescout, en dat klinkt fancier dan het is. Maar het kwam erop neer, dat ík, ‘het meisje dat niet van make-up hield, en het liefst elke dag in een jeans, en een shirt naar school ging’, voor het eerst écht in aanraking kwam met mijn eigen spiegelbeeld. Het was eigenlijk een beetje ironisch. Mijn uiterlijk was – tot dan toe – nooit écht een punt van aandacht geweest, want als ik moest kiezen tussen een make-up tutorial kijken, of een boek lezen, dan was de keuze snel gemaakt. Ik besteedde mijn tijd liever aan dingen waar ik ook echt iets mee kon, en mijn uiterlijk beschouwde ik niet als iets waar ík echt wat mee kon. Bovendien, en misschien nog wel belangrijker: ik vond het haast ongemakkelijk om naar mezelf te kijken, ik voelde me heel ongemakkelijk in mijn lichaam. Ik was klein, en leek meer op een kind dan menig ander meisje van mijn leeftijd. Maar die onzekerheid en het ongemak ontweek ik door zo min mogelijk met mijn uiterlijk bezig te zijn. Dus, in mijn wereldje nam mijn uiterlijk dan ook zo min mogelijk ruimte in, dan kon het ook niet in de weg zitten. 

Tot het moment van mijn eerste casting, daar draait uiteindelijk alles om je uiterlijk. Ik rolde er echt een beetje in, en op mijn eerste casting kwam ik erachter dat ze (= modellenbureau’s/opdrachtgevers) in de modellenwereld je graag zien zónder make-up. En dat je naar een casting gewoon in een jeans en een t-shirtje moest komen. Ik was om, en had wel zin in iets geks, dus ik dacht: ‘ah joh, ik ga daar gewoon voor de grap heen, en dan zie ik wel’. 

Maar zoals je misschien al kan raden, dat grapje zorgde voor een aardige plottwist, en niet op een slechte manier. Ik werd gecast, en ingeschreven bij dat modellenbureau. En toen kwam ik in de wondere wereld van (portfolio) shoots terecht. Als model moet je verschillende foto’s van jezelf hebben, deze worden dan naar potentiële opdrachtgevers gestuurd. Zo’n verzameling van foto’s noemen ze een portfolio (dit wist je misschien al lang, maar voor het geval dat je net (als ik toen) dacht: ‘port.. wat?’). En tijdens die shoots kreeg ik wél make-up op. Het was een totaal nieuwe ervaring voor me, maar ik vond het, verrassend genoeg, heel erg leuk. In ‘het modellenwereldje’ lopen de meest creatieve mensen rond, en nog steeds heb ik daar grote bewondering voor. Van de stylisten, visagisten, tot de fotograaf, iedereen is er zo waanzinnig creatief. Maar ik kreeg dus dikke lagen make-up op, van primer, tot foundation, tot concealer, tot blush, het hele circus. Ik kreeg zelfs een keer verf op mijn gezicht. Ik voelde me dan ook het canvas van creativiteit, en ik zag make-up dan ook meer als kunstvorm, dan als iets wat mij als persoon mooier maakte. Bovendien, zo’n shoot draaide niet eens zo zeer om mij als persoon. Het draaide om de plaatjes die we schoten, en ik was daar een onderdeel van, net zoals de styling, het licht, of de achtergrond. En als het een shoot was in opdracht van een merk, dan draaide het nog minder om mij, maar natuurlijk om die producten van dat merk. En, ik vond het heerlijk: ergens onderdeel van zijn. Ik speelde een rol, een beetje zoals in die toneelvoorstelling van groep twee, en dit keer mét mascara!

De resultaten van die shoots belandden in mijn portfolio, en op instagram. En het was een vreemde ervaring, hoe mensen die ik niet eens echt kende, mij gingen volgen, en me complimenteerden. Hoe ik berichtjes kreeg over dat ze me zo ‘leuk’ en ‘knap’ vonden, terwijl ze me natuurlijk niet eens écht kenden. Niet dat ik dacht dat ik ze me een verschrikkelijk persoon zouden vinden als ze me echt kenden. Maar het was meer een soort verbazing toen ik voelde, en realiseerde dat mijn uiterlijk voor de buitenwereld heel veel lijkt te zeggen over wie ik was. En dat ik met datzelfde uiterlijk waar ik me soms zo ongemakkelijk in kon voelen, mensen kon laten geloven dat ik leuk en aardig was. En dat als ik mijn uiterlijk naar mijn hand ging zetten, dat het dan best een grotere plaats mocht innemen in mijn wereldje. Dat ik op die manier in het echte leven ook een andere rol leek te kunnen spelen, in plaats van dat ik echt mezelf was.

Dus, langzaamaan begon ik met het dragen van make-up, en ik kreeg complimenten van vrienden en andere mensen. En ik vond het fijn, hoe make-up me een beetje meer zelfvertrouwen leek te geven. Ik leek comfortabeler in mijn eigen lichaam, ook al wist ik dat wat anderen en ikzelf zagen niet helemaal echt was. Maar het feit dat het leek alsof ik iets was wat ik niet per direct was, gaf me een goed gevoel. Ik leek steeds meer in mijn rol, de verbeterde versie van mezelf, te groeien. En ik kon zo (soms heel letterlijk) ruimte innemen, zonder dat ik me ervoor hoefde te schamen.

Make-up leek mij haast een laagje magie te geven, zoals sneeuw dat kan doen als het de wereld bedekt. Make-up verbloemde mijn vermoeide ogen, als ik weer eens veel te lang had liggen overdenken over van alles en nog wat. Of als ik had gehuild, en mijn ogen klein en rood waren, dan zorgde dat kleine laagje mascara ervoor dat mijn ogen toch net wat minder klein waren. En ik dacht nog: ‘haha, domme ik, ik die altijd dacht dat je door make-up extra opviel. Met make-up val ík, als persoon, juist een beetje minder op. Wat heerlijk!’ 

Het was fijn dat ik dan naar school kon gaan, en dat ik er dan niet vermoeid uitzag. Hoe ik er ‘goed’ uit kon zien, ook als ik mij niet zo goed voelde. En zo werd make-up een soort beschermlaagje tussen mij en de wereld. En opeens was ik niet meer onderdeel van een kunstwerk, maar veranderde mijn gezicht in het kunstwerk, waarmee ik heel letterlijk de uiterlijke schijn kon ophouden.

Ik weet nog, hoe ik me vorige zomer realiseerde: ik ben net zo geworden als al die meisjes in de toiletten, waar ik zo medelijden mee had. Nee, ik stond niet pauzes lang voor de spiegel, maar ‘s ochtends stond ik dat wel, want het kostte een hoop tijd en energie om mezelf er ‘toonbaar’ uit te laten zien. Ik was namelijk zo gewend aan deze bedekte versie van mezelf, dat ik mezelf zonder make-up naakt voelde. Waar ik mijn onzekerheid en ongemak eerder verborg door zo min mogelijk met mijn lichaam bezig te zijn, deed ik dat nu met make-up, anders voelde ik me kwetsbaar. Het voelde alsof de wereld me harder kon raken als ik geen laagje foundation droeg. En dat was ook zo, want de wereld was inmiddels ook gewend aan de bedekte, verbeterde versie van mij. Als ik geen make-up droeg, zeiden sommige mensen: “Gaat het wel? Ben je ziek?” Allemaal goed bedoeld, maar niet echt een opmerking waarmee ik mijn make-uploze versie ooit zou kunnen omarmen.

En toen begon er een scheur te komen in dat beschermlaagje, wat bleef steken waren vragen als: ‘draag ik make-up voor mezelf?’, ‘of meer voor de buitenwereld?’, ‘heb ik er nog lol in?’ Zoals tijdens die uren die ik doorbracht op de krukken en stoelen van visagisten. ‘Wie houd ik voor de gek met die verbeterde versie van mezelf?’, en ‘wie bescherm ik met dit laagje?’

De antwoorden waren best simpel, ik droeg make-up niet echt voor mezelf, want ik voelde me door make-up niet beter over mezelf. Het werkte zelfs benauwend, ik kon door make-up niet echt mezelf zijn. Bovendien, mijn make-up routine was ook altijd gehaast, en voelde helemaal niet als me-time of selfcare. Het was elke dag een soort race tegen de klok, om mezelf te bedekken, het ging niet meer om mij, maar om een versie van mezelf die eigenlijk niet écht bestond. Ik had er dus ook niet echt meer lol in, en ik hield mezelf ook voor de gek, want als ik dan klaar was, en even snel een blik wierp in de spiegel, dan vroeg ik me wel eens af: ‘waarom voel ik me nu dan niet direct goed? Alles lijkt toch goed?’ Maar, als iets goed lijkt, dan is dat niet per direct ook zo, en dat vergat ik dan. Het laagje beschermde me niet langer, maar het werkte (langzaamaan) echt verstikkend. Het klinkt misschien gek, hoe iets wat je beschermt, je ook kan verstikken. Maar zo’n laagje, het is misschien een beetje als een slot op een deur, je hebt hem nodig, om je veilig te houden, als je ‘s avonds gaat slapen, of als je niet thuis bent. Maar zo’n slot moet ook weer open kunnen, anders kan er nooit iemand binnenkomen. En anders kan je er ook zelf niet meer uit. En make-up was bij mij een slot geworden, wat te stevig vastzat. En een huis waar niemand binnen kan komen, dat is heel erg eenzaam.

En toen ik dit op een van de eerste lesdagen van de universiteit (ja ja, dit klinkt redelijk dramatisch) realiseerde, besloot ik: ik doe het vandaag niet, even geen make-up, en morgen zie ik wel weer. Dat was best confronterend, want het voelde heel erg naakt en raar, maar wat bleek: ook aan de make-uploze versie van mezelf leerde ik wennen. Ik had mezelf immers ook ooit leren wennen aan de versie met make-up, dus waarom zou dat andersom dan niet meer lukken? En de buitenwereld wende er ook aan. Wat wel meehielp: de meeste mensen in Utrecht hebben mij juist leren kennen zonder dat laagje make-up, zij weten niet hoe het was. Overigens, het was niet zo dat ik elke dag onder een hele dikke plamuur laag liep, of dat ik met nep wimpers rondliep, maar je kon wel zien: er zit wat op dat gezicht. Daarnaast is het ook niet zo, dat ik me nu standaard geweldig voel, zo zonder make-up. Of dat ik nooit meer make-up draag. Maar ik voel me niet meer opgesloten achter dat sterke slot. Mijn deur kan weer open en dicht, en dat is heel erg bevrijdend.

Dus, tegenwoordig draag ik op sommige dagen geen make-up, en op andere dagen wel, maar dat is dan niet meer omdat ik mezelf wil beschermen, maar omdat ik me al oké voel. Daarnaast kan ik soms ook heel erg kan genieten van dat selfcare momentje. Want echt, vergeet niet, make-up op doen kan een vorm van selfcare zijn, alleen gebruikte ík het niet zo. En ik weet het, als je mij nu met een laagje make-up op ziet, dan is het effect op de buitenwereld misschien niet heel veel anders. Jij ziet immers een bedekte versie van mij, maar ik voel mij niet langer bedekt en verstikt. En dat is waar het om draait, dat ik niet langer make-up draag omdat het me moet beschermen. Maar omdat het hoogstens accentueert wat al goed genoeg is.

Dit alles is dus geen aanval op iedereen die elke dag een laagje make-up op doet. Maar beschouw het als een andere manier van kijken naar je spiegelbeeld. En ik hoop, dat als jij je make-up ‘s ochtends op doet, dat het dan voelt als selfcare, en dat je weet, hoe cliché het ook klinkt: ook zonder make-up ben je mooi. Je hoeft de uiterlijke schijn niet op te houden voor de rest van de wereld. Laat het geen beschermlaagje zijn, want je hoeft je niet te verstoppen, maar gebruik make-up om extra te stralen, omdat je al mooi bent. Ik hoop gewoon dat make-up je een extra confidence boost geeft, en dat niet je hele confidence afhangt van dat laagje.

About Post Author

Jinte van der Vlugt

Met mijn pen schrijf ik graag over kleine, fijne dingen die me bezighouden. De onderwerpen van mijn schrijfsels kunnen erg uiteenlopen, van maatschappelijk tot heel persoonlijk. Mijn schrijfsels kunnen dan ook het beste worden gedefinieerd als hersenspinsels.
Happy
Happy
40 %
Sad
Sad
0 %
Excited
Excited
60 %
Sleepy
Sleepy
0 %
Angry
Angry
0 %
Surprise
Surprise
0 %

Average Rating

5 Star
0%
4 Star
0%
3 Star
0%
2 Star
0%
1 Star
0%

Geef een reactie

Previous post Vroeg bejaard als student
Next post Klara and the sun – Kazuo Ishiguro
Gastschrijver worden?

KLASsepost is altijd op zoek naar gastschrijvers die hun persoonlijke, maatschappelijke, ideologische of grappige verhalen met het LAS-publiek willen delen. Dus heb jij nog een tekst, gedicht, fotoserie of shortfilm liggen die je eindelijk durft te delen? Of begint de inspiratie te borrelen om nieuwe dingen te gaan creeëren? Meld je dan nu aan als gastschrijver!