Door: Dhyana van Schie
Winter, wat ben jij machtig.
Elk moment buiten mijn warme, veilige onderkomen voelt voor mij als een strijd.
Jouw koude windvlagen snijden me en lijken me pijn te willen doen.
Je dringt binnen in mijn lichaam,
Het lukt me niet om me te verweren.
Je worstelt je dieper en dieper in mijn weefsels,
Alsof ook jij een schuilplek zoekt.
Ik kan niet anders dan je accepteren voor wie je bent,
En de kou onderdeel laten zijn van mijn lichaam.
Ik haat je niet winter, ik vind je intimiderend.
Je verandert de persoon die ik ben.
Je maakt me een binnenmens, terwijl ik van de buitenlucht houd.
Je maakt me verdrietig zonder reden,
Je maakt me oncomfortabel.
Winter, waarom zijn mijn ogen dan zo op je gesteld?
Wanneer de kou de regendruppels omzet in een witte deken,
Bestrijk jij de aarde met een magische schoonheid.
Je werpt kristallen op de bladeren en het gras,
En weet substanties te transformeren.
Winter, jij doet wat met me.
Je zorgt dat ik opzoek ga naar innerlijke warmte,
Omdat deze buiten niet te krijgen valt.
Door jou zoek ik geborgenheid bij vrienden en familie en versterk ik deze banden.
Ik schuil voor je en wacht tot het moment dat je weer verdwijnt.
Maar ergens, ben ik zeer op je gesteld,
En waardeer ik de maanden dat jij de aarde bezoekt.
Average Rating