Ik liep door de trein, zoals iedereen door een trein loopt, maar zonder haast. Het was zo’n trein die er al een tijdje stond, en dat vind ik heerlijk. Een trein waarbij, wanneer je de trap op loopt, de deuren al uitnodigend openstaan en de meeste stoelen nog vrij zijn. Even iets anders dan je gemiddelde trein op Utrecht Centraal, waar het lijkt alsof iedereen plots de oven thuis heeft laten aanstaan en zichzelf zo snel mogelijk in of uit de trein probeert te wurmen. Maar deze trein was anders: rustig, kalm, en ik kon op mijn gemak een stoel uitzoeken die me het meeste aansprak.
Zonder iets te vermoeden, struinde ik door de wagon, tot ik vanuit mijn ooghoek plots een blauw-goud object zag pronken. Een object dat simpelweg niet te negeren was, alsof het om mijn aandacht schreeuwde. Toen ik er dichterbij kwam, zag ik dat het om een tasje van Leonidas ging (niet gesponsord). Voor degenen die niet bekend zijn met Leonidas: dit is een winkel voor luxe chocolade en patisserie. Het was een eenvoudig tasje, elegant maar bescheiden, zo’n tasje dat al half openstaat, verleidelijk, als de openstaande deuren van de trein die ik net was binnengestapt.
De inhoud van dit tasje negeren bleek een onmogelijke opgave. Een simpele blik was genoeg om te deduceren dat het een ongeopende doos bonbons bevatte, een prachtige vondst! Dit mes sneed echter aan twee kanten: aan de ene kant werd ik overvallen door blijdschap, ongeloof en een plotselinge trek, maar aan de andere kant was dit ook een treurig schouwspel. Het leek op een achtergelaten uiting van liefde, een poging tot zelfexpressie, of het resultaat van een haastig vertrek uit de trein. Daarom kon ik dit hemelse geschenk niet zomaar voor mezelf houden. Ik voelde me moreel verplicht om te proberen deze uiting van liefde of gebaar van dankbaarheid bij de rechtmatige eigenaar terug te krijgen.
Dit moment lijkt me een goed uitstapje om even kort te preken dat we allemaal wel eens een moraalridder zouden mogen zijn, en dat het prima is om mensen aan te spreken op hun slechte gedrag. Ikzelf heb dit ook moeten leren, onder andere door het voorbeeld van de geweldige Nemo Brouwer, maar zo leerde ik dat het oké is om iemand op de vingers te tikken als deze onbeleefd is tegen de hardwerkende medewerkers van PokePerfect, of wanneer mensen op de marathonweg gaan staan om het beter te kunnen zien. In zulke gevallen, wanneer je iets vanbinnen voelt koken, mag je ingrijpen en er wat van zeggen; anders blijft de wereld zoals die is.
Met deze bonbons kon ik het niet over mijn hart verkrijgen om ze simpelweg voor mezelf te houden, dus besloot ik ze naar de conducteur te brengen.
Tot mijn spijt was ik in het achterste treintoestel ingestapt, terwijl de conducteur zich uiteraard in het voorste toestel bevond. Zo begon mijn lange tocht naar de kop van de trein, met het blauw-gouden doosje stevig in mijn handen geklemd. Eenmaal aangekomen en met de conducteur in het vizier, sprak ik hem aan en vertelde over het achtergelaten object, dat ik als een treurobject des liefde beschouwde. De conducteur wierp er een vluchtige blik op, overhandigde het weer aan mij, en zei: “Ik ga het niet bij me houden, en ik hou sowieso niet van bonbons. Wil jij ze?”
Mij werd de mogelijkheid geboden om deze lekkernij, die symbool staat voor liefde naar de medemens, zelf te nuttigen. Een aanbod dat ik niet kon afslaan, hoewel ik er zelf wel een morele waarde aan koppelde.
“Een gegeven paard moet je niet in de bek kijken,” zegt men, dus dat deed ik ook niet. Wat ik wel deed, was het geschenk delen met anderen, omdat ik geloof dat dergelijke cadeaus bedoeld zijn om te verbinden en bruggen te bouwen. Net zoals LAS en zodoende Atlas. Afgelopen dinsdag mochten de mensen die me bezochten op de Atlaskamer dat ervaren, onder het genot van een overheerlijke bonbon. Het object van liefde was tot zijn voorbestemde lot gekomen, en ik kan met trots zeggen dat de bruggen zijn gebouwd.
Door: Merijn van der Klaauw
Average Rating