We gingen ‘voor de grap’ naar de IKEA, maar zij had een lamp nodig, en ik had wel zin in taart, dus ‘het was eigenlijk nog best serieus’. Dat concludeerden we zelf, toen we giechelend op zoek waren naar de juiste lamp voor in de lampenkap. We haalden een lampenkap en de juiste lamp, aten taart en dronken gratis thee. Goede prijs-kwaliteitverhouding. “Girl math,” aldus die vriendin.
‘Weet je wat het is, Jint?’ zei ze, met haar mond half gevuld met Daim-taart.
‘Ik wacht op een liefde die me terugroept.’
Ze zei het alsof terug kunnen komen na een ruzie die eindigde in een break-up het (stille) bewijs is dat er nog liefde is. Omdat, als je weet dat je gemist wordt, je dus ook weet dat je erbij hoort; anders missen ze je niet.
‘Maar dan wéét je je toch enkel geliefd, of voel je dat dan ook?’ vroeg ik, geïntrigeerd door haar stelling. ‘Oh, maar weten is genoeg,’ zei ze. Dat is best herkenbaar, dacht ik toen.
Soms wil ik ook weten of ik nog welkom ben, of ik nog terug mag komen als ik weg zou gaan. Maar dan ben ik te bang dat dat niet zo is, dus blijf ik. En dat is niet enkel iets fysieks. Ik vermijd graag conflict, omdat ik soms bang ben dat dingen dan kunnen breken en dat je niet terug kunt keren. Niet kunt lijmen. Dat je alles verliest wat er was. Ik voel altijd te veel; bij liefde, bij pijn, en soms liggen die twee niet ver van elkaar. Zij maakt soms ruzie (en maakt het weer goed), test grenzen en vertrekt als het haar niet meer zint. Ze had de proef op de som genomen, terwijl ze taart at met mij. Lief dapper mens. Hij riep haar niet terug. Zij hem wel, maar zó werkte het natuurlijk niet. ‘Ik ga het nooit vinden hoor, de ware liefde,’ zei ze melodramatisch terwijl ze een slok thee nam.
Ik zei dat ik het overal zoek. Liefde. Niet direct in mensen, maar veelal in kleine dingen: bloemetjes in de berm, warme koppen thee, goede boeken, de zon, een glimlach van een vreemde, en oké, ook lieve mensen. Ik zoek het overal, ik vind mensen ook standaard lief, maar denk altijd dat ze mij misschien wel haten. Kleine beetjes liefde voldoen, ik hoef niet iets groots en meeslepend, misschien omdat ik dat soms ook niet durf te verlangen. Te bang om het zo graag te willen dat je je altijd ontevreden zult voelen. Maar ook bang om het niet vast te kunnen houden, te groot. Of dat je een ander pijn kan doen. Grote liefde is een reus die me soms beangstigt. Maar dat maakt het niet minder het proberen waard.
En soms ben ik ook te druk met zoeken naar micro-liefde, vergeet ik dat je het ook moet pakken als het er dan ligt. Alsof ik de liefde standaard vind in een te hoge stelling van het magazijn in de IKEA. Dat ligt niet voor het grijpen. Als het niet voor het grijpen ligt, dan ga je het zoeken. Zo’n vicieus cirkeltje is dat. Liefde is uiteindelijk ook gewoon voedsel voor het hart. En een streling voor het ego. Yes, iemand wil mij, ik mag er dus wel zijn, holy guacamoly, wat een opluchting. Zeer prettig voor de mensen die zichzelf met regelmaat wijsmaken dat dat misschien wel niet zo is.
‘Ik wil dat ze me willen.’
‘Ja, dat lijkt me best logisch, maar wil jij jezelf?’
‘Alleen als zij me willen.’
‘Maar dan willen ze dus eigenlijk nooit jou? Correct me if I’m wrong.’
‘Hoezo?’
‘Omdat jij je altijd maar aanpast voor hen. Dan ben je toch niet helemaal jezelf? Dan kunnen ze je ook nooit willen, niet zoals jij bent. Je leuke, grappige, lieve, slimme zelf.’
‘Hahaha, goed punt, kleine detailfreak.’
‘Dus lekker doen wat jij wil, dan kunnen ze alleen jou willen. Dan is er geen andere keus.’
Terwijl we onze thee half proestend binnen hielden, grinnikte ik: ‘Jij wacht misschien op een stem die je terugroept, naar huis, naar de liefde. Maar je hoort jezelf niet roepen. Je roept altijd al, je luisterde gewoon nog niet. Dus hup, laten we naar huis gaan.’
Met een bureaulampje ging ze naar huis. En ik met een volle maag, een vol hart en kaken met lachspierpijn. ‘Jemig, wij hebben het licht al gezien, nog voordat jij die lamp hebt thuisgebracht.’
Average Rating